14 HOOFDSTUK IV. FINANCIËN. Het verslag over 1944 werd besloten met de mededeling, dat de uitkomsten van de volgende dienstjaren nog aanmerkelijk slechter zouden blijken te zijn dan die van 1944. Het nadelig slot van de begroting voor 1945 bevestigde dit: het bedroeg namelijk niet minder dan f 1.020.000 tegen f 480.000 in 1944. Opgemerkt dient evenwel te worden, dat in de begroting voor 1944 geen saldi van vorige diensten begrepen waren, terwijl in de begroting voor 1945 het nadelig saldo over 1943 ad rond f 184.000 opgenomen is. Het nadelig verschil in engeren zin tussen de begroting voor 1945 en 1944 is dus f 1.020.000 f 184.000 - f 480.000 is f 356.000. Voor het grootste deel is dit een gevolg van de verwachte slechtere uitkomsten van de bedrijven. Raamden in 1944 het electriciteitsbedrijf, de gasfabriek en de waterleiding nog een winst van rond resp. f 48.000, f 1,400 en f 8.100 of totaal f 57.500, in 1945 raamden het electriciteits bedrijf en de water leiding een nadelig saldo van resp. f 23.000 en f 135.000, terwijl de begroting van 1945 van de waterleiding zonder verlies of winst saldo sloot. Genoemde drie bedrijven leverden dus in ver gelijking met de raming voor 1944 een nadelig verschil van f 215.500, terwijl het slachthuis zijn verlies f 12.000 hoger raamde, zodat het totale verschil uit dezen hoofde f 227.500 bedroeg. Daar de begroting voor 1945 eerst einde October van dat jaar kon worden vastgesteld, was het mogelijk voor een aantal belangrijke posten met de tot dat tijdstip bekende cijfers rekening te houden bijv. voor de jaarwedden, de kosten van gemeente werken, de opbrengst der belastingen enz. Daarentegen werden de uitgaven van gemeentewerken wegens bezettings- en oorlogsschade er niet in verwerkt. De rente- en aflossingslasten van de in 1944 gesloten nieuwe leningen zijn er wel in tot uitdrukking gebracht, des ondanks moest de post voor rente van kasgeld o.m. ten gevolge van de genoemde tekorten op de gewone dienst weer hoger worden geraamd. Voor het eerst sinds, we zouden haast zeggen mensenheugenis, vertoont hoofdstuk VII (eigendommen) een tekort. Het kleine batige saldo van 1944 ad rond f 2000 is omgezet in een tekort van ruim f 4000 voornamelijk tengevolge van het sluiten van geldleningen voor objecten, waarop wel werd afgeschreven, doch waarvoor de rente (kasgeld) op hoofdstuk XV drukte en het in 15 lening opnemen van enkele jaren geleden gedane uitgaven waarop nog niet werd afgeschreven. Hieronder volgt een overzicht van de voornaamste voor- en nadelige posten, die tezamen het verschil van f 356.000 verklaren. Voordelig Nadelig verschil f 227.500 Bedrijven Salarissen en lonen, voorzover rechtstreeks ten laste der gemeente komende Pensioenposten Rente van geldleningen Aflossing van geldleningen Rente van kasgeld Reinigingsdienst (in hoofdzaak lonen) Onderhoud landerijen en gemeentewerken Bijdragen aan de kapitaaldienst i.v.m. ge sloten leningen Ten laste der gemeente blijvende kosten van de luchtbeschermingsdienst Idem van de distributiedienst Kosten van ziekenverpleging wegens stijging verpleegprijs en verpleegdagen Subsidie burgerlijk armbestuur Uitkering uit de eerste afdeling van het gemeentefonds (verdeling meer opbrengst) Opcenten grondbelasting Opcenten personele belasting Vermakelijkheidsbelasting Begrafenisrechten Ondernemingsbelasting Subsidie scholen lager nijverheidsonderwijs f 37.000 31.000 7.000 10.000 67.000 34.000 2.000 112.000 14.500 7.000 33.000 12.000 28.000 13.000 15.000 54.000 4.000 18.000 6.000 f 188.000 f 544.000 188.000 f 356.000 De hogere raming opbrengst opcenten hoofdsom grondbelasting is een gevolg van de verhoging der opcenten gebouwd van 80 tot 190 en van ongebouwd van 20 tot 110. Deze verhoging is reeds in 1944 ingegaan maar de raming was in dat jaar nog gebaseerd op de lagere opcenten. De opbrengst opcenten hoofdsom personele belasting is hoger geraamd i.v.m. de wijziging van het belastingjaar waardoor voor

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Jaarverslagen gemeente Zutphen (1851-1945) | 1945 | | pagina 9