Bijlage N.
12
Artikel 3 van de hierbovengenoemde verordening geeft aan,
dat nadere uitvoeringsvoorschriften door of vanwege het Militair
Gezag kunnen worden gegeven. Op grond van dit artikel heeft
het Ministerie van Sociale Zaken nadere uitvoeringsvoorschriften
gegeven.
Volgens artikel 2 van de meergenoemde verordening mocht
een uitkeering verleend worden aan de navolgende groepen van
werknemers
a. Personen van 16 t/m 65 jaar die kostwinnaar zijn, ontvangen
een uitkeering van 80 °/0 van het door hen verdiende weekloon.
b. Personen van 16 t/m 65 jaar die kostganger of wel alleen
wonend zijn, ontvangen een uitkeering van 70 van het
onder a genoemde weekloon.
c. Personen van 21 t/m 65 jaar, die thuiswonend zijn, ontvangen
40 van het onder a genoemde weekloon.
d. Personen van 19 en 20 jaar, die eveneens thuis inwonend
zijn, ontvangen een uitkeering van 25 van het meer
genoemde weekloon.
De bepalingen van de Kinderbijslagwet werden eveneens in
toepassing gebracht, waardoor aan gehuwde werknemers met 3
kinderen en meer een toeslag van f 0.40 per dag per kind mocht
worden verstrekt met dien verstande, dat de eerste 2 kinderen
niet meegeteld werden, terwijl de maximum leeftijd voor de hier
onder vallende kinderen 17 jaar bedroeg. Als uitzondering kan
hier nog vermeld worden, dat voor die kinderen welke vormend
vak- of dagonderwijs volgden, de leeftijdsgrens verhoogd werd
tot 21 jaar.
Inkomsten uit arbeid van den ondersteunde moesten voor 2/3
gedeelte gekort worden, terwijl die van de inwonende gezinsleden
buiten beschouwing bleven. Inkomsten niet uit arbeid, zoowel
van den ondersteunde als van diens gezinsleden, bleven eveneens
buiten beschouwing.
Op grond van deze Overbruggingsregeling mocht geen uit
keering verstrekt worden aan personen, die lid of begunstiger
waren geweest van deN.S.B. of eenige daaraan verwante organisatie.
De volgens deze regeling geholpen werknemers werden geacht
verzekeringsplichtig te zijn in den zin van het Zieken fondsenbesluit.
Naar aanleiding van het hierbovengenoemde artikel 3 der ver
ordening, ontvingen wij van den Minister van Sociale Zaken
een rondschrijven gedateerd 29 September 1945, no. 1129a afd.
Sociale Bijstand, waarin de navolgende veranderingen in de
onderwerpelijke regeling werden aangegeven.
a. De minimum leeftijdsgrens (16 jaar) werd gebracht op 18
jaar, te rekenen van 15 October 1945 af.
Bijlage N.
13
b. In verband met de geldsaneering werd het mogelijk gemaakt,
dat van die personen, die als zwarthandelaar bekend stonden
en die zich voor opname in de Overbruggingsregeling bij
onzen Dienst vervoegden, kon worden nagegaan hoeveel
geld zij ingeleverd hadden. Hierdoor kon dus worden uit
gemaakt, of zij al of niet onder deze categorie gerangschikt
moesten worden.
c. Als belangrijkste maatregel werd ingevoerd het stellen van
z.g.n. maxima voor de personen, die een uitkeering krachtens
deze regeling ontvingen.
Hieromtrent kan het volgende vermeld worden:
Als basis werden aangenomen de klassen van de vroegere
Rijkssteunregeling. Aangezien deze gemeente gerangschikt was
onder klasse 4 van genoemde regeling, werden de volgende normen
vastgesteld
Gehuwden en kostwinners f 28.50 per week, exclusief kinder
bijslag.
Kostgangers en alleenwonenden f 25.per week.
Bij circulaire van 26 November 1945, nr. 21129a, afd. Sociale
Bijstand van het Ministerie van Sociale Zaken, werd bepaald,
dat de Overbruggingsregeling zoowel landelijk als voor bepaalde
rayons (tijdelijk) ingetrokken kon worden, hetgeen direct bepaald
werd voor de beroepen, welke wij hier vermelden, t.w. timmerman,
metselaar, straatmaker en loodgieter.
Voor de gemeente Zutphen (Gewestelijk Arbeidsbureau Apel
doorn) werd tevens de uitkeering voor de volgende beroepen
ingetrokken drukker, zetter, automonteur, bakker, kappersbediende,
schoenmaker, kleermaker en spinner.
Voor ontheffing van deze bepaling diende men de toestemming
te vragen van den betrokken directeur van het Gewestelijk Ar
beidsbureau.
Tenslotte kan nog vermeld worden, dat bij circulaire van den
Minister van Binnenlandsche Zaken, d.d. 14 December 1945, no.
8199 B.B. Bureau Financiën, medegedeeld werd, dat de uitkeeringen
op grond van deze regeling onderworpen dienden te worden aan
de bepalingen van het Besluit Loonbelasting.
Door den Inspecteur der Belastingen hier ter plaatse werd
echter bepaald, dat op de uitkeeringen gedurende het dienstjaar
1945 geen belasting meer behoefde te worden ingevorderd.
Steunverleening aan de hand van de oude steunregeling.
Het aantal zorgweken in 1945 bedroeg 65, over de periode
van 1 Januari t/m 7 Juli 1945. Het genoemde getal 65 heeft be
trekking op den steun voor 12 arbeiders.