Bijlage R.
4
verder, indien wij reeds te ver waren. De duitschers hadden ons
wel leeren loopen. Het vet zat ons "niet in den weg. Van fietsen
was geen sprake meer, de rijwielen werden ons door de duitschers
afgenomen. Zij fietsten en wij liepen. Het zeker vertrouwen, dat
we hadden, dat er een tijd zou komen, waarin zij zouden loopen
en wij weer zouden kunnen fietsen, hield den moed er goed in.
Het gemeenteslachthuis noemden we Nova-Zembla. Niet dat
het er zoo koud was, het was er in het algemeen te warm, doch
het was er eenzaam. Bijna niemand zag men daar. Ieder, die
eenigszins kon, liet deze plaats in den steek. De bewoners van
den Marsch verlieten Zutphen liefst en zochten onderdak bij de
boeren in den omtrek. Doch waar was men veilig in dien tijd
De Todtmenschen, de goudfazanten genoemd, omdat ze zoo'n
opgedirkt uniform aanhadden, hielden van tijd tot tijd iedereen
op straat aan, pakten het persoonsbewijs af en ronselden op deze
manier menschen die voor hen moesten werken. Wie geen Aus-
weis had, moest werken. Het personeel van het slachthuis heeft
nooit zoo'n bewijs gevraagd. Als men op het abattoir was, had
men van dat soort geen last, men was daar voor de ronselaars veilig.
Toen, 28 September, het ontploffen van de munitietrein. De
scherven kwamen bij duizenden op het gemeenteslachthuis neer.
Ieder zocht een zoo veilig mogelijk hoekje. Van alles vloog door
de lucht, stukken ijzer, stukken rails, stukken wagonwielen, wagen
deuren enz. Luchtalarm, het teeken, dat het onveilig was, werd
niet gegeven. Het was overbodig. Niemand was op straat. Met
de ontploffing van de munitietrein heeft het slachthuis veel ge
leden. Het platte dak was doorzeefd, honderden en nog eens
honderden ramen kapot, pannen woeien als bladeren van de
daken. Wat een chaos. Gode zij dank, slechts materieele schade.
Geen persoonlijke ongelukken.
Later moest het personeel de paarden begraven, die in een
trein waren juist naast de munitietrein. Dat was een gevaarlijk
karwei. Bijna honderd paarden waren dood. Steeds kwamen de
vliegtuigen boven dit terrein. Er was een uitkijkpost en die gaf,
als hij vliegtuigen zag naderen, een sein van toe-toe-toe en dan
was het een sauve qui peut. De honderden menschen die daar
werkten, meest krijgsgevangenen, o.a. Tsechen, Polen, Russen
enz. vlogen weg, de weilanden in, weg van de spoorlijn. En dan
vielen de bommen weer. De doode paarden moesten een eindje
gesleept'worden. Dit gebeurde met 2 paarden. Op een gegeven
oogenblik weer toe-toe-toe, doch het was te laat. De 2 levende
paarden werden verbrijzeld, de voerman er half onder, een duit-
scher werd een arm afgerukt. Wonder boven wonder, de voerman
mankeerde bijna niets. Hoe is het mogelijk.
Bijlage R.
5
Wat een tijd. Van plezier in het werk was geen sprake. Het
parool was, afwachten, niet opvallen, en als je de kans hebt,
saboteeren zooveel mogelijk als in je vermogen ligt. Op je post
blijven, daardoor kun je nog redden wat te redden valt. Dat
was ook de opdracht, die onze Burgemeester Dijckmeester
den hoofden van dienst gegeven had, toen hij afgezet werd. Helaas
heeft hij de bevrijding niet meer medegemaakt, doch is een jam
merlijken dood gestorven in een concentratiekamp.
Het slachthuis is niets kwijtgeraakt. Er zijn in dien tijd wel
een paar ongure duitsche typen geweest, die het geheele slacht
huis, vooral de koelmachines, bezichtigden. De eerste keer gelukte
het me, ze af te leiden, zoodat ze de koelmachines niet zagen,
doch later zijn ze er expres voor teruggekomen. Op mijn vraag,
waarom ze kwamen kijken, want ik vertrouwde dat zaakje niet,
antwoordden ze, dat ze groote interesse hadden voor een slacht-
huisbedrijf. Ze waren allervriendelijkst, mij werden cigaretten
aangeboden, die ik natuurlijk weigerde. De machines waren
allemaal kapot, onherstelbaar kapot, vertelde ik hen. Het ver
nielingscommando behoefde hier niet op te treden, hier was toch
alles al kapot. Het is maar goed, dat ze er geen verstand van
hadden, want de machines als zoodanig zijn altijd prima in orde
geweest.
Ook heeft de S.S. het slachthuis gevorderd. Ik heb gelaveerd,
om toch de slachtingen voor de burgerbevolking te doen doorgaan.
De vrijbank tierde welig. Monsters vleesch van 3 binnenbeeren,
werden o.a. door hen tegelijk in een pannetje gekookt om de
lucht te controleeren. Het rook naar urine. Geen wonder, als er
tevoren een weinig urine bij ingetooverd was. Dat was geen
eten voor de heeren S.S.ers en het was goed genoeg voor de
Hollanders. Ik liet ze verkoopen op de vrijbank en had op die
manier 3 varkens op hen veroverd, met geen afwijkende reuk.
De S.S. betaalde niet. Ik heb hun generaal „Weischbauer"
er over aangeschoten en die vertelde me „Alles wird bezahlt
Men vroeg wel de rekeningen, misschien werden ze nog als be
taald genoteerd en dat ze zelf het geld opstreken. Een stel scha
vuiten. Ten slotte is toch de rekening buiten hun wil betaald.
De manier waarop zal ik niet beschrijven, anders wordt het
verslag te uitvoerig.
Het spreekt vanzelf, dat in de verordeningen geen verande
ringen werden aangebracht.
De Nederlandsche Thermochemische Fabriek kwam niet meer
de cadavers ophalen. De auto's van deze fabriek waren, zooals
andere auto's, in beslag genomen. De legerauto's reden zelfs met
hout- of anthraciet-generators, benzine was er praktisch niet. We