Bijlage T.
2
Omtrent bezoekers heb ik geen gegevens gevonden;
de weinige verschafte inlichtingen betroffen bijna uit
sluitend vragen van genealogischen aard.
Ik wil dit tot nu toe vrij sobere verslag niet eindigen
zonder melding te maken van de belangrijkste gebeur
tenis, die er ten opzichte van het archief in het afge-
loopen jaar plaats vond. Aan den heer J. Gimberg
werd op zijn verzoek bij raadsbesluit van 11 November
1929 met ingang van 1 Januari 1930 eervol ontslag
verleend als archivaris, en op laatstgenoemden datum
aanvaardde ondergeteekende, die den 9en December
d.a.v. haar benoeming ontving, deze functie. De heer
Gimberg heeft, in beslag genomen door zijn andere
werkzaamheden als gemeente-ambtenaar, nooit zijn
volle krachten aan het archief kunnen geven. Wieden
rijkdom en toestand van het Zutphensche archief kent,
beseft, hoezeer het toe te juichen is, dat nu het archi-
variaat een zelfstandige betrekking is geworden.
Het lijkt mij niet misplaatst, reeds in dit verslag
mededeeling te doen omtrent enkele maatregelen, die
binnenkort in het belang van het archief te nemen zijn.
In de eerste plaats moet men bedacht zijn op een
betere berging der archiefstukkenin verband daarmee
zullen doelmatige charterdoozen, portefeuilles, omslagen
en wat dies meer zij aangeschaft moeten worden.
Bijzondere zorg vereischen de charters, die door den
toestand, waarin zij thans verkeeren (ze zijn grooten-
deels opgerold) noch behoorlijk opgeborgen, noch
beschreven kunnen worden. Binnenkort zal een begin
worden gemaakt met het gladstrijken van deze stukken
volgens de methode, o.m. aan het Rijksarchief in
Zwolle gebruikelijk. Tevens hoop ik, dat gaandeweg
enkele zeer gehavende archivalia hersteld kunnen worden.
Bijlage T.
3
Het grootste desideratum is de bouw van een brand
vrije bewaarplaats. Wanneer deze er eenmaal zijn zal,
dan trekt het archief hieruit een dubbel voordeelde
vereischte veiligheid en de verrijking o.m. met de, zich
nu in het Rijksarchief in Arnhem bevindende, oude rech
terlijke archieven en met de retroacta van den Burger
lijken stand.
Het zal zeer in het belang van het archief zijn,
wanneer binnen niet al te langen tijd een ruil van
archivalia tot stand kan komen met het Rijksarchief in
Arnhem. Tengevolge van toevalligheden en van de
weinige nauwkeurigheid, waarmee vroegere over
drachten hebben plaatsgehad, bevinden zich in genoemd
Rijksarchief stukken uit het stadsarchief en bij het
archief der stad stukken, die in het Rijksarchief behooren.
Van de laatste categorie noem ik als de belangrijkste:
stukken uit het archief van Gedeputeerde Staten van het
kwartier van Zutphen, waarvan het hoofdbestanddeel
zooals natuurlijk is zich in het Rijksarchief in
Arnhem bevindt. Het spreekt vanzelf, dat het bewaren
van fragmenten van vreemde archieven bij het stadsarchief
niet alleen strijdt met het belang van het archiefwezen
in het algemeen, maar ook, dat het archief der stad
allerminst gebaat is met dergelijke vreemde elementen.
Bij een ruil zal dit daarentegen verrijkt worden met
stukken uit haar eigen archief, die door allerlei omstan
digheden in Arnhem zijn terechtgekomen.
Tenslotte wil ik er op wijzen, dat de bibliotheek
dringend aanvulling behoeft, in de eerste plaats wat
betreft handboeken, in de tweede plaats van uitgaven
op het gebied der GelderschZutphensche geschiedenis.
WILH. E. SMELT.
Maart 1930.