Bijlage L.
6
De jaarwedden van de onder 1 tot 9 genoemde
ambtenaren zijn geregeld bij verordening opgenomen
in Gem. Blad No. 40 van 1919. Zij genieten boven
hunne jaarwedde, voorzooverre zij op 1 Juli minstens
drie maanden in dienst zijn geweest, een toelage als
vacantiegeld, gelijkstaande met één vijftigste van de
bezoldiging, die zij op dien dag ontvangen, naar boven
in heele guldens afgerond, met een minimum van f 30,—.
De weekloonen van het overige personeel zijn gere
geld bij het werkliedenreglement (Gemeentebladen No.
No. 6 en 42 van 1919, No. 23 van 1920 en No. 3 en
15 van 1921.
Ook zij genieten bovenbedoelde vacantietoelage,
welke aan hen wordt uitgekeerd, wanneer de 8 dagen
verlof aanéén worden genomen.
In de op 1 Januari bestaande en de in den loop
van dit jaar ontstane vacatures werd nog niet voorzien.
Naar gelang de werkzaamheden zulks vorderden
werden losse werklieden in dienst genomen.
Straffen werden niet toegepast.
Bij Raadsbesluit d.d. 7 Februari 1921, werd vast
gesteld eene Verordening tot verhooging der pensioenen,
toegekend of toe te kennen aan oud-ambtenaren en
ambtenaren der gemeente Zutphen en aan hunnen
weduwen en weezen, welke Verordening is opgenomen
in Gemeente Blad No. 7 van 1921. In verband hier
mede werden bij besluit van Burgemeester en
Wethouders d.d. 24 Maart 1921, le Afd., deze
pensioenen nader vastgesteld en kwamen op 31 De
cember 1921 ten laste der Gasfabriek de volgende
pensioenen
Bijlage L.
7
a. pensioenen en met pensioenen gelijkgestelde gratifi
catiën, enz. van oud-ambtenaren en van weduwen
van oud-ambtenaren.
D. J. Eekhuis f 410,
M. R. de Jong - 423,
J. A. Dijkland - 519,75 (zie waterl.)
Wed, J. Pontfoort - 360,—
Wed. J. Pieper - 151,—
H. J. B. Haarman - 398,
E. Weverink - 514,
Wed. J. Ordelman - 244,—
Wed. P. J. Jacobsen - 250,
b. verhoogingen aan weduwen en weezen op hun pen
sioen ten laste van het pensioenfonds voor de
gemeente-ambtenaren
G. H. Holmer f 17,
c. verhoogingen aan oud-ambtenaren op hun pensioen
ten laste van het pensioenfonds voor de gemeente
ambtenaren
G. J. Brandenburg f 151,
G. Brands - 101,—
A. Maatman - 28,
E. W. Dondertman - 52,
J. D. Borninkhof - 26,
M. J. Evers - 52,—
G. Nengerman - 207,—
d. pensioenenwelke geregeld zijn krachtens de pen
sioenwet 1913:
G. J. Brandenburg (Kon. Besl. 24 Nov. 1915, No. 49)
f 376,—.
G. Brands (Kon. Besl. 7 Juli 1917, No. 41)
f 257.—.