88
zeer snel, het gewas op het laagste deel had evenwel
nogal door den hoogen waterstand en het koude en
natte weer te lijden gehad en groeide daardoor min
der goed De opbrengst aan hooigras le en 2e snede
e roeg 365,— en het gedeelte wat met haver be
zaaid was, ongeveer 1/3 deel, bracht aan haver aras
en klaver f 346,50 op. De totale opbrengst was dus,
van ruim 2 H.A. grond, f 711,50. De opbrengst van
deze! de gronden in 1915 bedroeg voor de le snede
aan hooigras met de naweide f 516,—, alzoo een
meerdere opbrengst over 1916 na de verbetering, van
De totale kosten met inbegrip van de reeds in het
vorige verslag vermelde uitgaven, met inbegrip van
het maken van 2 nieuwe drinkplaatsen voor het vee
waarvan de toegangen met klinkers werden bevloerd'
hebben te zamen bedragen f 1775,90, onder deze uit
gaven zijn ook begrepen de kosten van aankoop van
zaaihaver, gras- en klaverzaden, alsmede van kunst
mest. De meerdere opbrengst bedroeg f 195,50, zoo-
at ruim 11% van de verwerkte gelden is verkregen.
De totaal verbeterde oppervlakte, bedraagt 3,50 H.A.
89
Omschrijving van de wijze van uitvoering der
grondwerken op het Oostelijk deel van den
4en kloot der Nieuwe Rijswaard.
De werkzaamheden op deze gronden waren de
navolgende
De verbetering van de afwateringssloot, waarmede
het vorige jaar was begonnen door een gedeelte uit te
diepen, en de taluds' daarvan met blokzoden op te
zetten, werd dit jaar voortgezet, en werden de taluds
op enkele moerassige plaatsen, met pakwerk van rijs
hout en palen versterkt, om uitzakken van den grond
te voorkomen.
Verder werd het hooge gedeelte der weide afge
graven tot aan het lijnpad, en een sloot langs het
lijnpad gedicht.
De afgraving had op de volgende wijze plaats:
De zoden van de eerst uit te graven strook werden
gebruikt om er de taluds langs de afwateringssloot
mede op te zetten. Daarna werd de ondergrond naar
het op te hoogen gedeelte vervoerd en verwerkt. De
eerste strook of put werd 40 c.M. dieper uitgegraven,
dan de hoogte piketten aangaven, dit was noodig om
de bovensteek van de volgende af te graven strook
daarin te kunnen verwerken, daardoor was men ver
zekerd dat de bovengrond van het af te graven ge
deelte op de plaats bleef, en de ondergrond naar de
te dempen sloten en het op te hoogen moeras- en
strooiselland werd vervoerd. De gemiddelde ophoo
ging bedroeg 70 c.M. Voorheen lagen deze gronden
op &een hoogte van 4,60 tot 4,90 M. N.A.P.