136
Boomgaarden treft men in deze gemeente niet aan,
in hoofdzaak zijn er kleine aanplantingen.
Tengevolge van het verbod om roggemeel als var
kensvoeder te bezigen, ondervond de varkensmesterij
groote stagnatie; de maisvoorraad was niet zoo groot
dat er voldoende voedsel voor de varkens was. Ook
werd er geen mais aangevoerd, wat tot gevolg had
dat velen, gelokt door de prijzen, hun varkens meeren-
deels van de hand deden. In de maand December
kon men in deze gemeente weder over voldoende
hoeveelheden mais beschikken, daar dit artikel van
regeeringswege uit Amerika werd aangevoerd.
Koop- en huurwaarde der landerijen.
De koopwaarde van bouwland bedroeg in deze
gemeente per H.A. ongeveer f 3450,voor kleigrond
en f 2800,— voor zandgrond; voor weiland per H.A.
ongeveer f 3250,voor kleigrond en f 2300,voor
zandgrond.
De huur per H.A. bedroeg:
f 150,f 270,— voor bouwland (klei.)
- 125,250,— (zand.)
- 75,-- 140,— weiland (klei.)
- 70,110,— (zand.)
Wijze van bemesting.
In hoofdzaak wordt in deze gemeente stalmest ge
bruikt. Compost en beer wordt gebezigd voor bouw
en tuingrond, voor weiland worden meestal kunst-
137
meststoffen en beer gebezigd. Als hulpmest voor
bouwland en tuingrond gebruikt men veelal turfstrooi-
selmest in beer gedrenkt, superphosphaat, patentkali,
chilisalpeter, kaïniet, slakkenmeel en kalk. De bemes
ting der wei- en hooilanden geschiedt met zwavelzure
ammoniak, chilisalpeter, kaïniet, superphosphaat, ammo-
niak-superphosphaat, patentkali, kalizout, zwavelzure
kalk en kalkmergel.
De uitstrooiing der kunstmeststoffen geschiedt met
een kunstmeststrooier en ook uit de hand.
Mededeelingen aangaande de teelt van onderstaande
gewassen.
Rogge.
Er werd in 1914 minder rogge verbouwd dan in
het voorafgaande jaar. De opbrengst der winterrogge
bedroeg gemiddeld 28 H.L. per H.A., die der zomer-
rogge 25 H L. per H.A. Op de zandgronden werd
hoofdzakelijk Petküser rogge verbouwd, terwijl Zeeuw-
sche rogge op den zwaren kleigrond werd geteeld.
Op enkele plaatsen kwamen Schlandstadter- en Gulic-
kerrogge voor. Hoofdzakelijk kon de opbrengst niet
meer dan middelmatig genoemd worden. Enkele akkers
waren door slagregens wat gelegerd, waardoor wilde
wikke en distels welig tierden, terwijl eenige bouw
landen van den hoogen waterstand hadden geleden.
Ter voorkoming van prijsopdrijving was de prijs der
rogge door de Regeering vastgesteld op f 10,40 per
100 K.G., hetgeen in verhouding met de prijzen van
andere graansoorten zeer laag was.