vT: o r1bv°r r door
Bijlage R.
44
in te richt f me" het gesficllt zo°danig
hneff °"der 'eiding van Liefdezusters be
hoeft,gen aaar gratis of ook tegen eenige vergoedt
konden worden opgenomen en verpleegd.
afeeh lernV°,genS Werde" de armenwoningen
in de stad'wönV°0r d°°r het a™bestuur
ae stad woningen gehuurd."
I<1 1855 werd het a|d„s vernieuwde gesticht door
zes personen betrokken. Het kreeo- den n
st. Elisabethsgesticht. g "Mm va"
Ke'l'8d3,Werd "e' Sl' Hub=rt"sgestichl (bij de R c
gevestigd te
Het diende aanvankelijk voor bewaar
breischoien voor hinderen', g^dl"
werden dU "htT'i l,ef 'aalsl van 1S59
menr Wno-
kostte f 2200. 626 ve'footing
vërbonedeTaz!c h£ de^e^ii Ie"'
van al,es, behaive doc^aZÏIt
minder"" PCr Z°° nog
aan hef armbestuur zouden vervallen, terwijl da, be
In ankers draagt dit gesticht het jaartal 1851.
Bijlage R.
45
stuur dit weezenfonds afzonderlijk zal blijven admini-.
streeren."
In 1878 werden de zusters van het St. Hubertus-
gesticht met die van het St. Elisabethsgesticht tot ééne
communeauteit vereenigd. Het eerstgenoemde werd toen
geheel voor schoolgebouw ingericht. De weeskinderen
gingen ook naar het St. Elisabethsgesticht over. Na
daarin enkele jaren verpleegd te zijn, werden ze ge
plaatst in het huis der Vincentiusvereeniging, dat aan
het St. Elisabethsgesticht was gebouwd.
Het armbestuur had dit gebouw van de vereeniging
van St. Vincentius overgenomen. De weezen zijn
daarin nog.
In 1867 vormde zich een commissie, bestaande uit
den pastoor en leden van het arm- en kerkbestuur met
het doel „een weezenfonds te stichten, waaruit kon
worden voorzien in de verpleging der weezen, zoo
als die destijds reeds geschiedde, voor meisjes door
de Eerwaarde Zusters en voor jongens door uit
besteding." Uit dit fonds zou later, zoo mogelijk, een
R. C. Weeshuis worden gebouwd.
Deze commissie is nog werkzaam.
VII. De Evangelisch Luthersche diaconie.
De Evangelisch Luthersche diaconie, welke nog in
het laatst der tweede helft van de 19de eeuw hare be
deelden in verschillende achterbuurten had wonen, be
sloot omstreeks 1850 aan dien toestand een einde te
maken en een hofje met geschikte woningen voor hen
te stichten.
Daarvoor kocht zij een pakhuis met tuin in den