Bijlage R.
3 3
38
Alle woningen hebben nu twee ramen en houten
vloeren, de oude hadden er één en steenen vloeren.
Een viertal woningen zijn voor huiselijke doeleinden
ingericht.
Het aldus verbouwde hofje werd Maandag 23 No
vember 1908 ingewijd, en, omdat het nu niet meer
uitsluitend tot opname van vrouwen, doch ook van
mannen zou dienen Diaconiehofje gedoopt.
Een tijdje hebben er een paar mannen gewoond,
thans evenwel huizen er weer alleen vrouwen. Zij
hebben er: gratis woning, middageten (uit de Volks
gaarkeuken), Woensdags en Zaterdags wittebrood en
brandstof (turf en gruis). Kruidenierswaren, als boter,
koffie, petroleum enz., moeten zij zelf koopen. De
vrouwen hebben ieder eene geldpreuving van 75 cent
of één gulden per week. Trekken zij ouderdomsrente,
die zij voor zich zelf "mogen houden, dan krijgen zij-
geene geldpreuving.
Het gebouw in de Spiegelstraat, waarin de Nederl.
Hervormde diaconie hare vergaderingen en bedeelingen
houdt, is het voormalige Nieuwe Gasthuis, waarover
wij op blz. 2526 eenige bijzonderheden meedeelden.
Nadat dit Nieuwe Gasthuis in 1625 naar de Nieuw-
stad verplaatst was, richtte men in 1626 het daardoor
leeg gekomen gesticht in de Spiegelstraat als vreemde
of armenweeshuis in. Dit bleef het tot aan zijn ophef
fing in November 1812. Het is dit armenweeshuis, dat
Bakker 1847 opnieuw wilde openen.
In de woningen van het Diaconiehofje is geene gas
leiding aangebracht.
Bijlage R.
39
Burgemeester en Wethouders van Zutphen sloten
den 22sten December 1862 met de diakenen der
Nederl. Herv. Gemeente een contract, waarbij de
laatsten zich verbonden „van 1 Januari 1863 af tot
wederopzeggens toe op de tot heden gebruikelijke wijze"
te voorzien „in de verpleging en verzorging van de
zoogenaamde passanten", zoo dikwijls dit door den
commissaris van politie werd verlangd Tevens
verbonden zich de diakenen, zich te belasten met de
uitbetaling van de transportkosten van arme zieken
naar elders, onder wie verstaan werden zieken, die
tijdelijk te Zutphen vertoefden en die naar de gemeente
vervoerd werden, waar zij hun domicilie hadden.
Burgemeester en Wethouders verbonden zich
daarentegen, om na afloop van ieder dienstjaar aan
den boekhouder der diakenen eene som van f 200
ineens te betalen, tenzij het college van diakenen
mocht bewijzen gedurende het verloopen jaar een
hooger bedrag „voor een en ander tezamen genomen"
te hebben voorgeschoten, in welk geval tegen over
legging der declaratiën en aanvragen tot verpleging
het geheele bedrag der transportkosten benevens eene
J) In eene „Ordonnantie op de Bedelaryen binnen de
Stad en Schependom Zutphen" van 14 Febr. 1780 wordt
reeds aan arme passanten toegestaan, om zich ter bekoming
van een aalmoes of reispenning tot den boekhouder der
Nederl. Herv. Diaconie te wenden, die, nadat hij hunne
passen accoord bevonden had, hun zooveel uit de armenkas
mocht geven, als hij „ter hunner subsistence" tot aan de
eerst volgende plaats zou noodig oordeelen. Zij moesten
zich dan ten spoedigste uit de stad verwijderen en moch
ten er niet bedelen.