Bijlage R. 30 Den lóden Augustus d.a.v. stelde de raad de nieuwe ordonnantie van het Bornhof vast, voor welke een gedrukt reglement van het oude- mannen- en -vrouwen huis te Amsterdam als model had gediend. In 1876—1888 werd het gesticht, met uitzondering van het huis van den rentmeester, afgebroken en ge heel nieuw opgebouwd. Vóór dien tijd bestond het o.a. uit aaneengebouwde, afzonderlijke woningen voor gehuwde provenieren. Het Bornhof heeft een grondbezit ter grootte van 950 H.A. Hiervan heeft het 25 H.A. weiland in eigen beheer. Op zijn grond staan 23 boerenplaatsen III. Het Burgerweeshuis. Doel. Art. 1 van het reglement van het Burger weeshuis, vastgesteld door den Raad van 8 Juli 1913 (Gemeenteblad 1913, no. 13) luidt: „Het Burgerweeshuis is eene gemeente-instelling waarin, zoolang het getal verpleegden niet tot vijftien is geklommen, worden opgenomen en verpleegd wee zen van grootburgers van Zutphen en van ingezetenen van Zutphen, die ingevolge Raadsbesluit van 12 Mei 1837 (ten opzichte van dit Weeshms) het grootburger schap hebben aangekocht, indien zij den ouderdom van vier jaren hebben bereikt en hun vijftiende jaar nog niet zijn ingetreden. Art. 4 bepaalt het volgende: Voor zooverre de renten van kapitalen en goederen van de instelling zulks toelaten, kunnen nog ingevolge üQaa,™e - houd lk miJ aanbevolen voor opgaven als fehandèldë^fnsteUingeii?'' g0Kleren va" de hler Bijlage R. 31 de bepalingen van Art. 1 en 2 worden opgenomen of elders verpleegd ci. Weezen, geboren uit echten bedde van Nederland- sche ouders, welke de laatste vier jaren voor het overlijden van den vroegst gestorvene in Zutphen hebben gewoond en gedurende dat tijdvak voor hoofdsom in de Rijksbelastingen jaarlijks minstens f 15 hebben betaald; b. Weezen, die niet aan alle vereischten sub a vermeld voldoen en halve weezen, mits daartegen noch bij het Bestuur der Instelling, noch bij den Gemeente raad bezwaar bestaat. Art. 5 luidt als volgt: „Eindelijk kan uit die rente, op voordracht van het Bestuur, bij Raadsbesluit, telkens voor een jaar, eene geldelijke bijdrage worden verstrekt voor opvoeding en onderwijs aan weezen en halve weezen van vier tot achttien jaren, wier ouders tijdens het overlijden van vader of moeder, gedurende vier achtereenvolgen de jaren ingezetenen waren van Zutphen en over&dat tijdstip hun aanslag betaalden in de plaatselijke directe belasting op het inkomen, of jaarlijks minstens f 6.— als hoofdsom in 's Rijks Directe belastingen." Wie dus maar vier jaar lang het laagste bedrag aan stedelijke inkomstenbelasting heeft betaald, verkrijgt daardoor bij zijn overlijden aanspraak op eene uitkeering van het Burgerweeshuis voor opvoeding en onderwijs zijner nagelaten jeugdige kinderen. In 1914 ontvingen een 50-tal meisjes van 12-18 jaar wekelijks in het weeshuis onderwijs in handwerken. Een 8-tal meisjes volgden een cursus in koken en strijken. Sommige

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Jaarverslagen gemeente Zutphen (1851-1945) | 1914 | | pagina 262