zz:zizz:rhve worden-
opv^^v^rr?kon de besfei'«
be«T„ TZ, m?ZWe,houdm
^-nrwierPe„,^:;:^r8enonto
Bijlage R.
6
1. het Bornhof,
2. het Burgerweeshuis en
3" hef ö- en N. Gasthuis.
Deze rangschikking bleef tof in h»t u
gehandhaafd, toen Burgemeester en i 1872
meening kwamen ,h, Wethouders tot de
gemeente-mstelling^n z ,'n en" deh 'nS,e"in^n
ven genoemd artikel 2 Zh Z °"der 'e,,er
worden. behoorden gerangschikt te
goedgekeL JU"' 1872 den raad
Z rangschikking^ 'nS(e"'^" P-testeerden tegen
Gedeputeerde Staten. «emeentebestuur en bij
Laatstgenoemden hielden h;i n0d,
]872, no. 89, hunne beslissing aan tótdaTontï"'
wtpe uitgemaakt zou zi,„ „„der welke ,e(,er
de nieuwe regel' ^„"V*
zou treden. werking
administratie, gezag „t do*„r he,
resultaat was o-eh!evpn 7;; zonder
Bijlage R.
7
sturen. Deze samenkomst, waarbij ook het Dagelijksch
Bestuur der gemeente tegenwoordig was, had 17 Oc
tober 1872 te Zutphen plaats.
Daar verklaarde o.a. de Burgemeester, dat de be-
staande toestand steeds onwettig was geweest en men
sedert lang had uitgezien naar eene gelegenheid, om
daarin verandering te brengen.
Hij voor zich zou nimmer meewerken, om op het
genomen besluit terug te komen.
Deze bijeenkomst leidde niet tot eene oplossing van
het geschil.
Gedeputeerde Staten wendden zich daarop tot den
Koning met verzoek -om vernietiging der genomen be
sluiten, welke zij beschouwden als in strijd met de
wet vastgesteld, terwijl zij aan de besturen der instel
lingen berichtten, dat de rechtbank thans het geschil
zou moeten uitwijzen.
De gemeenteraad wendde zich tot den Konino- met
verzoek om geen gevolg te geven aan de voordracht
ter vernietiging, door Ged. Staten gedaan, terwijl de
gestichfsbesturen die voordracht ondersteunden.
De Koning vond evenwel geene termen, om de
besluiten van den gemeenteraad van 3 Juni 1872 te
vernietigen.
Nadat deze beslissing ter kennis was gebracht van
het gemeentebestuur en de gestichfsbesturen, besloten
deze laatste om het geschil ingevolge art. 72 der Armen
wet door den rechter te laten beslissen
Op Donderdag 2 October 1873 kwam de zaak voor
de rechtbank te Zutphen.
Ter terechtzitting van 29 October 1874 werd door