Bijlage B.
10
d. Begraafplaatsen.
Hieromtrent zijn geen mededeelingen te doen.
HOOFDSTUK IV.
Volkshuisvesting.
In de eerste vergadering van het jaar 1906 is besloten
met een woningonderzoek aan te vangen, en dat te be
perken tot de 1, 2 en 3 kamer woningen. In de vergade-
ring gehouden in Maart is de vragenlijst vastgesteld.
Uit gegevens, bereidwillig ten gemeentehuize verstrekt
bleek voorloopig, dat er te onderzoeken zouden zijn'
2400 woningen.
Van groot belang achtte men het tegelijk een plattegrond
samen te stellen, waar een overzicht van den plaatselijken
toestand duidelijk op kon worden aangegeven.
Alvorens dus de opnemers aan het werk te stellen, zijn
telkens gedeelten van de stad in schets gebracht, volgens
de kadastrale gegevens en opgaven, die ten gemeente-
huize konden worden gegeven en daarna zijn drie op-
nemers begonnen de vragenlijsten in te vullen. De opnemers
zijn geinstrueerd en gecontroleerd door leden der Commissie,
terwijl om gelijkheid in de beoordeeling van voorkomende
gevallen te verkrijgen, eenige regelen zijn vastgesteld.
Aldus zijn aan het einde van het verslagjaar ongeveer
1200 woningen onderzocht, waaromtrent later breedvoerig
verslag zal worden uitgebracht.
Reeds thans is gebleken, dat in het algemeen de toestand
veel te wenschen overlaat. Er zijn een beduidend aantal
Bijlage B.
11
woningen gevonden, die voor afkeuring in aanmerking
komen. Door het aanbrengen van verbetering zullen andere
woningen nog in zooverre te herstellen zijn, dat zij aan
de thans bestaande woningverordening voldoen.
De hoofdinspecteur van de Volksgezondheid heeft de
aandacht van de Commissie er op gevestigd, dat toezicht
op woningbouw tot de bij art. 27 der gezondheidswet
omschreven taak der Commissie behoort, terwijl de leden
der Commissie voor dat doel op het werk moeten worden
toegelaten.
HOOFDSTUK V.
Openbare en andere gebouwen en getimmerten, niet vallende
onder de woningwet. Voer- en vaartuigen enz.
Bij schrijven van 18 September heeft de Hoofdinspecteur
aan de Commissie verzocht, de gemeentebesturen te willen
wijzen op den onhygiënischen toestand waarin sommige
arrestanten lokalen verkeeren, en te willen aandringen op
verbetering.
Aangezien het arrestantenlokaal aan het politiebureau, na
het eerste onderzoek eenige verbeteringen heeft ondergaan,
wordt de toestand, hoewel onvoldoende, thans niet meer
van dien aard geacht dat onmiddellijke voorziening nood
zakelijk is, vooral niet omdat het verblijf aan het politie
bureau in het arrestantenlokaal steeds van zeer korten
duur is.