Bijlage A.
4
Transport 360
In de politie gebouwen y
openbare gebouwen
particuliere gebouwen 2408
Voor besmettelijke ziekte zijn 20 ijzeren tonnen aan-
wezig; deze zijn met dubbele sluiting afgesloten, 10 van
die tonnen zijn op de mestplaats, terwijl de overige in
het voormalig gerechtsgebouw, met de noodige ontsmet
tingsmiddelen worden bewaard.
Voor den dienst van het tonnenstelsel is de Gemeen
te in 4 wijken verdeeld; 8 arbeiders zijn belast met het
verwisselen der tonnen; 4 voerlieden vervoeren de ledige
tonnen naar de stad en de volle naar de mestplaats.
Eén arbeider is belast met het reinigen der tonnen,
waarbij wordt gebruik gemaakt van carbolzuur en for
malin. Deze arbeider geniet 1 I>so per week.
De tonnen voor de kazernen der kol. Reserve zijn
met een witte streep gemerkt.
Dagelijks worden gemiddeld 650 tonnen verwisseld,
waarmede 9 arbeiders zijn belast, die een weekloon van
8 genieten.
Bij de slagers werden 307 karretjes met afval opge
haald. De arbeiders ontvangen daarvoorƒ0,40 per kar,
die aan de mestplaats wordt geleverd.
Bijlage A.
5
In 1900 werden geledigd 48 privaatputteninhouden
de 76 bakken beer en 44 bakken water. Voor eiken
bak water ontving de Gemeente 2,De arbeiders
genieten 1,20 voor het vullen van iederen bak.
De voerlieden van de asch- en modderkarren zijn be
last met het vervoer der gevulde bakken naar de mest
plaats tegen vergoeding van 0,50 per bak.
B. Verzamelen van haardasch en vuilnis en schoon
houden der riolen.
Het ophalen van vuilnis langs de huizen en het schoon
houden der straten geschiedt door 3 arbeiders en 3
voerlieden. In 1900 werden aangevoerd 3860 karren,
waarvoor aan iederen arbeider werd betaald f 0,30 voor
elke aan de mestplaats aangevoerde kar.
Het schoonhouden der riolen geschiedt door 2 arbei
ders en 2 voerlieden. Er werden in 1900 aangevoerd
3080 karrenwaarvoor aan eiken arbeider werd betaald
f 0,25 per kar.
C. Bereiding van compost.
Bestanddeelenschadelijk voor den compost, worden
zooveel mogelijk hieruit verwijderd.
De verkoop van ijzerbeenderen enz. bracht dit jaar
op 140,
282 1