7 4
In het badhuis bovenstrooms werden genomen 271 a
20 ct. en 10878 bij abonnement.
Voor de zweminrichting aan den Graaf Otto-Singel
werden afgegeven: 21 abonnementskaarten, 72 dozijn
kaartjes en 181 kaartjes voor éénmaal zwemmen. In
deze inrichting werd het volgend aantal baden genomen:
803 bij dozijn kaartjes; 181 a 5 ct.708 bij abonne
ment en 5472 kosteloos.
De totale ontvangsten van de Bad- en zweminrich
tingen bedroegen over 1900 1629,99, tegen 1391,12
in 1899.
VII. Gymnasium.
liet personeel aan deze inrichting verbonden, bestaat
uit een Rector, een Conrector, 12 leeraren en een Gym-
nastiek-onderwijzer.
De uitgaven voor het Gymnasium bedroegen ƒ21564,60
De ontvangsten
aan schoolgelden 3972,50
aan Rijkssubsidie 8808,
12780,50
Voor verdere bizonderheden hebben wij de eer ons te
refereeren aan het verslag door Heeren Curatoren uit
gebracht, hetwelk als bijlage C hierachter is gevoegd.
VIII. Kunsten en Wetenschappen.
Onder dit hoofdstuk is alleen melding te maken van
de Muziekschool.
De Commissie voor die school deelt in haar verslag
over 1900 het volgende mede
75
Gedurende dit jaar maakten gemiddeld 45 betalende
en 20 niet betalende leerlingen gebruik van de lessen
aan de school, behalve de leerlingen van de zangklasse,
die, in tegenstelling van de vorige jaren, sterk toenam
in aantal. Die klasse telde in September 27 leerlingen.
Mejuffrouw C. E. Munder nam haar ontslag als zang
onderwijzeres en werd vervangen door den Heer M. A.
Brandts Buijs Jr. Over het onderwijs kan de Commissie
hare tevredenheid betuigen. Op de begrooting over
1901 werd de post van f 1500, subsidie aan het Muziek
corps der d.d. Schutterij, verhoogd met 200, ten einde
te trachten dit Corps in stand te houden. De Heer
C. C. Brüningsdie aan de beurt van aftreden was,
werd door den Gemeenteraad als Bestuurslid herkozen.
Van de Gemeentelijke subsidie werd gebruik gemaakt
tot een bedrag van f 2695,65J, waarvan 1500 werd
besteed voor het Muziekcorps bovengenoemd.
HOOFDSTUK X.
Armwezen.
Ofschoon in 1900 de toestand der behoeftige klasse
niet ongunstiger was dan in 1899, waren de aanvragen
om ondersteuning talrijker, waardoor het voor de arm
besturen moeilijker werd om overal, waar zulks noodig
bleek, steun te verleenen.
Ter voldoening aan art. lygu der Gemeentewet, wer
den door ons, op onderscheidene tijdstippende in deze