\lil
6
J. B. Melsen, leeraar aan het Gymnasium te
Kampen, en
A. Cohen, onderwijzer aan eene openbare school
te Groningen.
In Uwe vergadering van 18 Juli werd daaruit be
noemd no. i de Heer Mellet en zulks met ingang van
i September, op ons advies aanvankelijk voor den tijd
van één jaar.
Nog vóór dat daardoor het personeel der leeraren
weder was aangevuldkwam het bericht tot ons, dat de
leeraar in de oude talen en aanverwante vakken, de
Heer JE. W. Timmerman, in gelijke betrekking aan
het Gymnasium te 's Gravenhage was benoemd, tenge
volge waarvan in diezelfde vergadering door den Raad
op zijn verzoek aan dezen een eervol ontslag uit zijne
betrekking aan ons Gymnasium werd verleend.
Ten einde zoo mogelijk nog vóór den aanvang
van den nieuwen cursus ook in deze vacature te voor
zien en daardoor aan den geregelden gang van het on
derwijs geen afbreuk te doen, werd met den meesten
spoed eene oproeping van sollicitanten gedaan met het
zeker niet gering te schatten resultaat, dat nog vóór
het einde der maand Juli onze voordracht uit de n
sollicitanten aan den Raad kon worden verzonden.
Die voordracht was aanvankelijk samengesteld als
volgt
7
te H. Smit, doctorandus in de letteren te Groningen.
2e G. Blokhuis, id. id. te Velp.
3e H. F. Th. Ringnalda, id. id. te Deinum. (Fr.)
met dien verstande, dat aan den Heer Smit niet dan
met het lot den voorrang boven den Heer Blokhuis
was verleend.
Naar aanleiding echter van het desbetreffend, aan
den Raad overgelegd advies van den Heer Inspecteur,
waartegen het ons in casu niet noodzakelijk voorkwam,
onze voordracht strikt te handhaven, werd bij missive
van 30 Juli onzerzijds aan den Raad bericht, dat er
geen bezwaar bestond tot wijziging der voordracht in
dien zin, dat de twee eerst daarop geplaatste Heeren
werden geacht in alphabetische volgorde te zijn voor
gedragen.
In Uwe vergadering van 1 Augustus werd daarop
met ingang van 1 September benoemd de Heer G.
Blokhuis Bzn. en wel even als de Heer Mellet op
ons advies aanvankelijk mede voor den tijd van één
jaar.
Aangenaam is het ons reeds thans als onze mee
ning te mogen vermelden, dat door beide benoemingen
eene goede keuze is gedaan, en dat wij er niet aan
twijfelen of na verstrijking van het dus verlangde proef
jaar, zal op grond van gebleken tact en ijver door ons
tot eene definitieve benoeming van beide kunnen wor-