3*5
vervuiling van den bodem te Hamburg, ten gevolge
van het doordringen daarin van het onreine Elbewater.
Moge het drinkwater al tot de verspreiding van
epidemieën medewerken en gebruik van water, dat
uit een chemisch oogpunt van voldoende zuiverheid
is, een hygiënische eisch zijn, zoo is door niets bewe
zen, dat de schadelijke werking aan de bacteriën van
het water moet worden toegeschreven. Integendeel:
uit het bovenstaande blijkt, dat andere oorzaken aan
wezig moeten zijn, die daartoe medewerken en waar
omtrent een bacteriologisch onderzoek ons niets kan
leeren.
Uit al het medegedeelde volgt, dat de Gezond
heidscommissie volkomen recht had te verklaren, dat
het bacteriologisch onderzoek van het drinkwater voor
de kennis van de zuiverheid daarvan niet de minste
waarde heeft en dat onze argumenten, wel verre van
te zijnvan „fe ouden datum"integendeel meer re
kening houden met de nieuwere uitkomsten der weten
schap dan de uitspraken van Prof. VAN OVERBEEK DE
Meijer, welke tegenover die uitkomsten geen stand
houden.
Tegenover al de door ons medegedeelde overtui
gende feiten verliezen de enkele berichten van onder
zoekers, die typhus- of cholerabacillen beweren gevon
den te hebben, alle waarde en verdienen geen vertrou-
31
wen of zij waren aan bijzondere omstandigheden toe
te schrijven, welke bij eene waterleiding niet kunnen
voorkomen.
De onwaarde van het bacteriologisch onderzoek
van water is door de eerste deskundigen aangetoond
de verwachtingendie men daarvan vroeger koesterde
zijn niet vervuld. Pathogene bacteriën zeiven kunnen
niet gevonden worden en het vinden van een groot
aantal gewone waterbacteriën of van een zeker aantal
soorten daarvan kan onmogelijk eene reden zijn om het
water af te keuren, daar deze juist de pathogene bac
teriën vernietigen.
Nogmaals verklaren wij dusdat aan het chemisch
onderzoek van het water, hoewel ook dit niet altijd
absolute zekerheid verschaft, de voorkeur moet gegeven
worden. Had men aan een bekwaam bacterioloog eene
flesch met Elbewater gezonden, dan zou hij geen cholera
bacillen gevonden hebben en, daar voor het aantal
waterbacteriën geen positief getal kan opgegeven wor
den en deze onschadelijk zijn, zou hij op geen rede
lijken grond het Elbewater hebben kunnen afkeuren.
Daai entegen zou dit water ontwijfelbaar afgekeurd
zijn door den chemicus, wegens het groote gehalte aan
organische stoffen, ammonia, chloor, enz. die er door
de faeces en rioolvochten ingebracht waren. Dit zou
dus aanleiding kunnen geven tot de Londensche aar-