i^
32
den, die volgens Prof. KOCH de eenige oorzaak der
ziekte zouden zijn!''
Hetzelfde blijkt uit de mededeelingen van W.
Kümmel in het Journal für Gasbeleuchtung und Was-
serversorgung1892, bl. 637. Hoewel het bacteriolo
gisch onderzoek te Altona twee malen per week en
tijdens de epidemie zelfs twee malen per dag plaats
had, heeft men niet slechts in het leidingswater, doch
zelfs in het besmette en ongefiltreerde Elbewater geen
enkelen kommabacil kunnen ontdekken.
Dit onderzoek had plaats: 10 door de ingenieurs
der waterleiding, 20 door den Koninklijken stafarts
Dr. WEISSER en 30 tweemalen per week door het
Untersuchungsamt te Kiel.
Bovendien zijn gedurende de epidemie maanden
lang door talrijke geoefende bacteriologen, zoowel te
Hamburg als te Altona, buitengewoon talrijke onder
zoekingen verricht, doch geen enkele maal is de cho-
lerabacil in het ongefiltreerde Elbewater gevonden
zelfs niet 111 de slib der bezmkingsbassins.
Een ander krachtig argument tegen de onderstel
ling van Prof. van Overbeek de Meijer betreffende
de zekerheid van het bacteriologisch onderzoek, is al
weder een bericht van den jongsten tijd, n.l. de ver
klaring van Prof. Carl Fraenkel te Marburg, een der
beroemdste en bekwaamste bacteriologen van onzen tijd.
33
Deze verklaart in een opstel in de Deutsche medi-
cin. Wochenschrift van 1892, No. 41, dat het aan-
toonen van cholerabacillen m den regel mislukt, we
gens de groote moeielijkhedendie dit onderzoek op
levert. Hij noemt het aantoonen daarvan „1ein Glücks-
zufall ersten Rangesook al zijn de bacillen werke
lijk in het water aanwezig en zegt, dat slechts onder
zeer bijzondere omstandigheden de proef wel eens bij
toeval slaagt.
Nog vóór korten tijd heeft Migula, een ander
niet minder bekend bacterioloog, uitvoerige mededee
lingen gedaan over het bacteriologisch onderzoek van
drinkwater, welke opnieuw de onjuistheid van de be
wering van Prof. van Overbeek de Meijer bevestigen.
In het Journal für Gasbeleuchtung und Wasser
ver sorgung1892, bl. 115 zegt Migula, dat het vin
den van pathogene bacteriën, ook dan als zij werke
lijk aanwezig zijn, uiterst moeielijk is en dat de kans
gering is, dat zij in water ontdekt zullen worden.
Doch het sterkste bewijs tegen de meening van
Prof. van Overbeek de Meijer is het feit (zie: Jour
nal für Gasbel, und Wasservers. 1892, bl. 637) dat
men zelfs in het Instituut van Prof. Robert Koch te
Berlijn noch iu het Spree noch in het besmette Elbewater
de bacillen heeft kunnen vinden.
En dit is nog wel de ontdekker van den Komma-