n a 28 enkele duizende in getal per kubieken centimeter, zich aanzienlijk vermenigvuldigd hadden. Als nu 13/(l a 6 millioen pathogene bacteriën den strijd tegen enkele duizenden waterbacteriën slecht 7 dagen tot 3 weken kunnen volhoudendan behoeft het geen betoog, dat de enkele pathogene bacteriën, die, gesteld de mogelijkheid daarvan, in het leidingswater zouden kunnen geraken, niet de minste kans op eeni- gen levensduur hebben, te meer daar in eene water leiding de pathogene bacteriën niet met bouillon ge voederd worden. De conclusie van ScHÖNWERTH is dan ook, wel verre van eene bevestiging der meening van Prof. van Overbeeic DE Meijer te zijn, volkomen in overeen stemming met onze rapporten, want zij luidt (bl. 76): „het voortbestaan van pathogene bacteriën in water is slechts dan mogelijk, als zij, in vergelijking van de waterbacteriën, in geweldige massa's er in voorkomen en onder de gunstigste omstandigheden verkeeren." Het eindresultaat van Schönwerth's proeven levert bovendien een nieuw bewijs, dat de pathogene bacte- riën in het drinkwater niet zoo te vreezen zijn, als men vroeger meende en dat zij op zich zeiven in het water nog niet de infectie kunnen tot stand brengen. Zelfs door het water, dat door SCHÖNWERTH op bovengenoemde wijze met ontzettends massa's bacillen 29 van de Kippencholera bedeeld was, derhalve met mas sa szooals die in drinkwater nooit voorkomenkon bij het toedienen aan kippen of duiven in geen van de vele proeven de ziekte worden voortgebracht. Al de talrijke dieren, die met dit water gevoederd werden, bleven volkomen gezond, hoewel zij overigens voor de infectie door de kippencholera zeer vatbaar waren Met het water uit de natuur, waarin het aantal bacteriën van pathogene natuur, zooveel geringer is zal dus van die infectie nog te minder sprake zijn en vooral niet met het water eener waterleiding, waarin, gesteld dat de mogelijkheid daartoe bestaat, slechts enkele pathogene bacteriën zouden doordringen. ScHÖNWERTH zegt dan ook (bl. 106): „De moge lijkheid om door middel van natuurlijk water, dat met kippen-cholera geïnfecteerd is, door voedering bij kip pen of duiven, deze ziekte tot stand te brengen, is problematisch en zon alleen dan bestaan, als bacillen massa s werden toegevoegd, die veel grooter zijn, dan zij zich ooit m de natuur voordoen Deze uitkomsten werden nog nader bevestigd door de proeven, welke Prof. Max von Pettenkofer, de eerste autoriteit op dit gebied, in de laatste jaren her haaldelijk heeft gepubliceerd en die opnieuw zijn her haald bij zijne jongste onderzoekingen, medegedeeld in de Milnchener mediciniscke WochenschriftNo. 46.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Jaarverslagen gemeente Zutphen (1851-1945) | 1892 | | pagina 66