\lb
2 6
onjuisten grond, dat de door liaar vermelde uitspraken
van te ouden datum zijn, mag het bevreemding wek
ken, dat zijne berichten voor een groot deel van nog
oudere dagteekening en door nieuwere proeven, o.a.
van SCHÖNWERTH, VON PETTENKOFER, BuCHNER, e.a.
volkomen weerlegd zijn.
De meeste gevallen trouwens, welke de hoogleer
aar aangaande dit punt aanhaald, bewijzen niets voor
zijne meening, daar zij meerendeels betrekking hebben
op faeces, rioolvocht, urine, Theemswater, enz., waar
bij geheel abnormale omstandigheden bestaan, terwijl
de hoogleeraar bewijzen had dienen te leveren van het
voortbestaan der pathogene bacteriën in gewoon drink
water.
Bovendien is één der weinige literatuuropgaven,
die werkelijk betrekking hebben op drinkwater, dooi
den hoogleeraar niet volledig genoeg weergegeven en
verschijnt daardoor in een gansch ander daglicht n.l.
het bericht, „dat ARNULF SchöNWERTH, in opzetteiijk
besmette welputten, de bacillen der Kippencholera eerst
na drie weken verdwenen vond," waaruit de oninge
wijde natuurlijk moest opmaken, dat de meening der
Gezondheidscommissie al op zeer losse gronden steunde.
Leest men echter het bericht na in de bron, waar
uit de hoogleeraar geput heeft (Arckiv fur Hygiène
XV, 1892, bl. 61 106), dan komt men tot een geheel
27
ander resultaat en blijkt in bovenstaand bericht de
hoofdzaak te ontbreken, die juist de meening der Ge
zondheidscommissie ten volle bevestigd.
Schönwerth zegt n.l., dat bij zijne proeven, waar
bij steeds voedmgsbouillon werd toegevoegd aan het wa
ter, de pathogene bacteriën na hoogstens drie weken
verdwenen waren. Hij voegt er echter bij, dat dit bij
een andere proef reeds na negen dagen en bij eene
derde zelfs reeds na zeven dagen het geval was.
Ook dit tijdsverloop zou echter nog tegen het ge
voelen der Gezondheidscommissie kunnen pleiten. Doch
nu heeft Prof van Overbeek de Meijer niet opgemerkt,
dat bij de proeven vau Schönwerth omstandigheden
aanwezig waren, die bij het water in de natuuren
nog te meer bij eene waterleiding, eenvoudig tot de
onmogelijkheden behooren
Bij deze proeven toch werd het water uit de wel
putten opzettelijk geïnfecteerd door ontzettende massa's
bacillen van de Kippen-cholera en dat nog wel onder
toevoeging van bouillonBij één der proeven bedroeg
het aantal van die bacillen in één enkelen kubieken
centimeter i3/4 millioenbij eene andere niet minder
dan 5)^8 millioen! Kn toch waren bij alle proeven
deze bacillen verdwenen na 7 dagen tot drie weken,
terwijl de gewone waterbacteriën, aanvankelijk slechts