IZH 24 reeds sedert een paar jaren achter den rug zou hebben. Straks zal worden aangetoond, hoe onjuist deze meening van den hoogleeraar is en hoe gering het aantal bekwame bacteriologen zou moeten zijn, als zijne uitspraak juist ware. Doch wij merken reeds da delijk op, dat de hoogleeraar voor zijne meening geen enkel bewijs aanvoert, terwijl het, in verband met deze uitspraak, uiterst merkwaardig mag genoemd worden, dat zijn collega, Prof. Englmann, eenige dagen te voren in zijn bovenvermeld schrijven juist het tegendeel verkondigde en verklaarde, dat het aantoonen van pa- thogene bacteriën in water niet zeker is. Dat het chemisch onderzoek van water geene vol doende waarborgen zou opleveren, leidt Prof. van Overbeek DE Meijer onder anderen daaruit af, dat men aan een officieel scheikundige te Londen eene ver zegelde flesch met gedistilleerd water, waaraan opzet telijk typhusbacillen toegevoegd waren, ter onderzoek aanbood en als resultaat werd opgegeven, dat dit water buitengewoon zuiver was. De bewijskracht van dit ar gument is niet duidelijk, daar het advies van den scheikundige volkomen juist was uit een chemisch oog punt en bovendien dit water, gesteld dat de bacterio loog daarin de typhusbacillen nog had kunnen aantoo nen, toch, zooals nader zal blijken, op zich zelfde ziekte nog niet had kunnen teweegbrengen. Wat de hoogleeraar dan ook zegt van vele apo thekers geldt in nog hoogere mate van vele bacterio logen, die driestweg verklaren, dat drinkwater zuiver isals het aantal gewone waterbacteriën of het aanta 1 soorten daarvan niet gaat boven een zeer willekeurig aangenomen maximum en zij geen pathogene bacteriën hebben gevonden, terwijl algemeen bekend is, dat het niet-vinden van deze laatste nog volstrekt geen bewijs isdat zij niet aanwezig zijn. Ten opzichte van onze meening aangaande de prise d'eauneemt Prof van Overbeek de Meijer aan, dat het water zelfs onder de kleilaag of door de open filters nog besmet zou kunnen worden. Deze pessimis tische opvatting is alweder in volkomen tegenspraak met die van Prof. Engelmann, die het zoo goed als zeker noemt, dat dit niet zal gebeuren. Alzoo ook op dit punt weer geen overeenstemming tusschen de beide Utrechtsche hoogleeraren. Verder beweert Prof. VAN O VERBEEK DE Meijer nogdat de meening der Gezondheidscommissie aan gaande de snelle vernietiging van pathogene bacteriën in drinkwater door de gewone waterbacteriën onjuist zou zijn. Waar de hoogleeraar het rapport der Gezondheids commissie tracht te weerleggen op den zwakken en

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Jaarverslagen gemeente Zutphen (1851-1945) | 1892 | | pagina 64