lot i men. Met het oog daarop werden dan ook door ons verschillende maatregelen voorgesteld en genomen, waarover in het volgende uitvoeriger zal worden gerap porteerd. Daar in den toestand van de gracht achter de Buiten-Societeit in den aanvang van 1892 van gemeen tewege nog geene voldoende verbetering was aange bracht, hoewel de parallelsloot langs het Staatsspoor reeds uitgediept was, werden de Voorzitter en Dr. Sneltjes in commissie benoemd om dat punt met den Burgemeester te bespreken. Sedert dien tijd is met de uitdieping achter de Buiten-Societeit voortgegaan zoodat thans door het sluisje aan de Berkel de spuiing van de gracht kan plaats hebben. Nog steeds bleef gedurende het afgeloopen jaar de sloot aan den Graaf-Ottosingel bij den tuin van Winkels, waarop reeds vroeger de aandacht der com missie was gevestigd, in zeer onvoldoenden toestand verkeeren, waardoor dus op den duur zeer zeker na deden voor de gezondheid der omliggende bewoners te duchten zijn. Uit ons midden werd dus eene commissie be noemd, bestaande uit de heren Tjeenk Willink Peteri en Uiterwijk, met opdracht om den toestand aldaar te onderzoeken en middelen tot verbetering te beramen. Uit dit onderzoek is gebleken, dat de be- 5 doelde sloot privaat eigendom is en dat de eigenaars niet slechts weigeren daarin zeiven verbetering aan te brengen, doch dat zij zelfs niet willen toestaan, dat die verbetering op kosten der gemeente geschiede. Later is echter gebleken, dat de timmerman Hamer, eigenaar van eenige huizen in de nabijheid der sloot, zich bereid verklaard heeft om een riool aan te leggen van de sloot naar de buitengracht, mits hij daartoe de toe stemming verkreeg van het gemeentebestuur. In de vergadering van December j 1. werd dus den heeren Sneltjes en Uiterwijk opgedragen dit punt nader met den gemeente-architekt te bespreken. Daar de tonnen van het tonnenstelsel bij het ver voer door de stad menigmaal aanleiding gaven tot be vuiling der straten doordat zij te vol waren, werd naar dit punt een onderzoek ingesteld bij den opzich ter der gemeentereiniging. Deze verklaarde, dat de schuld moest gezocht worden bij de gebruikers zeiven, die de tonnen dik wijls bezigen voor het verwijderen van wasch- en spoel water, allerlei afval, enz. waartoe zij niet bestemd zijn en waartegen dus de commissie moet waarschuwen in het belang van eene goede exploitatie. Daar van de gelegenheid tot het inenten met koe pokstof, waartoe de stadsgeneesheeren geruimen tijd zitting hielden, slechts zeer weinig gebruik werd ge-

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Jaarverslagen gemeente Zutphen (1851-1945) | 1892 | | pagina 53