4
vestigen. Het is ons bekend, dat in de artt. 157
159 der politieverordening bepalingen op den invoer,
verkoop en het vervoer van vleesch voorkomen, doch
de Gezondheidscommissie acht deze bepalingen onvol
doende, zooals dan ook de ondervinding bewijst. Zij
zou dus wenschen, hetgeen zij U hierbij nogmaals met
aandrang in overweging geeft, den invoer in de ge
meente van geslacht vleesch zonder voorafgaande keu-
ring geheel te verbieden en het toezicht zelf op den
invoer en verkoop zeer te verscherpen.
Met groote voldoening heeft de Commissie de
opening begroet van het nieuwe Badhuis op de Roze-
giacht. Deze alleszins doelmatige en nette inrichting
zal zonder twijfel in eene dringende behoefte voor on
ze gemeente voorzien en aan de gezondheid ten goede
komen.
De wenschelijkheid eener veilige en voldoende
badinrichting voor het volk in de zomermaanden en het
feit, dat in den afgeloopen zomer een geval van ver-
di inking heeft plaats gehad in de badplaats aan den
Graaf-Ottosingeldeed de Commissie besluiten naar
den toestand dezer badplaats een onderzoek in te stel
len waarmede de Heeren Tjeenk Willink en Peteri
belast werden. Het door hen ingeleverde rapport met
schetsteekening werd U bij missive van October 1891,
No 103 toegezonden en daaruit zal U gebleken zijn
5
dat de toestand dezer volksbadplaats ver van gunstig
is te noemen. Daar de diepte in het zwembassin 5 me
ters bedraagt en zich daar onder eene laag slib van 1
meter bevindt, terwijl de middelen tot redding onvol
doende zijn, levert die toestand voortdurend groot ge
vaar bij het baden op. Bovendien is, naar het oordeel
der Commissie, het aantal en de inrichting der badka
mertjes onvoldoende. De Commissie neemt dus nog
maals de vrijheid U met aandrang te verzoeken om,
vóór den aanvang van den zomer, de in het U toe
gezonden rapport vermelde verbeteringen tot stand te
brengen. (1)
Daar met 10 Februari 1892 twee leden der Com
missie, volgens den bestaanden rooster moesten aftre
den, werd U in December j.l. een voordracht toege
zonden, waaruit door den gemeenteraad in de verga
dering van Januari 1892 de aftredende leden, de heeren
Mr. J. THOOFT en J. UlTERWljK werden herbenoemd.
De samenstelling der Commissie onderging ook overi
gens geene verandering; de Voorzitter werd als zooda
nig herkozen.
Namens de Gezondheidscommissie,
Dr. A. J. C. SNIJDERS,
Secretaris.
(1) Zie over deze zaak hetgeen dienaangaande in
dit verslag onder Hoofdstuk Vto wordt medegedeeld.