B IJ L A Gr E.
Gewijzigde verordening regelende de Be
zoldiging van liet onderwijzend personeel aan
de Lagere Scholen in de gemeente Zutplieii.
Akt. 1. Aan do hoofden der scholen worden de na
volgende jaarwedden toegekend:
van
school
A
f 1900.—
15
- 1700.—
C
...- 1300.—
D
- 1600.—
E
- 1300.—
F
- 1300.—
G
- 1300.—
de avond-herhalingschool - 200.—
Art. 2. De onderwijzers aan de scholen, A, 13, C,
E, F en G. in deze gemeente, worden in drie klassen
ve.dceld. Die aan school D in twee klassen.
Art. 3. Bjj benoeming wordt de onderwijzer in de
laagste klasse geplaatst. Na drie jaren in deze klasse
te hebben doorgebrachtwordt hij na het overleggen van
een gunstig advies van den Arrondissements-Schoolop-
ziencr, de Plaatselijke Commissie van Toezicht en het
hoofd der school, omtrent gedrag, ijver en geschiktheid,
in do volgende klasse geplaatst. Voor school D is voor
13
die bevordering het bezit van eene acte als hoofd-onder-
wijzer een vereischte.
Na weder drie jaar in deze te zijn gebleven, worden
de onderwijzers aan de scholen A, 13, C, E, F, en G,
onder dezelfde voorwaarden in de hoogste klasse geplaatst.
Bezit de nieuw benoemde deze acte of verkrijgt hij
die tusschentijdsdan wordt hij dadelijk aan de scholen
A, B, C, E, F, en G, in de middelste klasse, aan
school D, in de hoogste klasse geplaatst.
Art. 4. De bezoldiging voor de laagste klasse bedraagt
aan school A 700 gulden, school B 600 gulden, scho
len C, E, F, en G, ieder 550 gulden, school D 800
gulden en voor elke volgende klasse 100 gulden meer
dan de voorgaande, terwijl voor het bezit der hoofdonder
wijzers acte (niet die van hoofdonderwijzeres), in de twee
hoogste klassen bovendien nog eene toelage van 50 gul
den wordt genoten, welke laatste verhooging evenwel
niet van toepassing is op school D.
De onderwijzeressen aan School A genieten voor het
bezit van elke akte, die niet bij de oproeping is geeischt,
eene toelage van f 25.
Elk der aan school E verbonden onderwijzers die aan
de herhaling-school dienst doet, geniet daarvoor eene
jaarlijksche toelage van 50.
Art. 4a. De bezoldiging der onderwijzeressen in de
nuttige handwerken bedraagt f 150 'sjaars voor iedere
school, waaraan zij daarin onderwijs geven.
De bezoldiging van den onderwijzer in de Gymnastiek
bedraagt f 300.— 'sjaars.
n
n
v>
n
n
V
n
V
7)
7)
1)