even voldoende te zijn geweest om in de behoeften harer
armen te voorzien.
Het Roomsch-Catholiek armbestuur bedeelde 99 hoofden
van gezinnen en 34 eenloopende personen, aan welke, in
geld en natura werd verstrekt voor een bedrag van
5032.09.
De St. Anne Broederschapdoor of van wege de ge
meente beheerd, ondersteunde in 1873 wederom een 50tal
personen. De ontvangsten dezer instelling beliepen in dat
jaar 2395.335 en de uitgaven 1365.
Nog droegen in 1873 veel bij tot leniging van den nood
en tot voorkoming van armoede, de navolgende instellingen
De Werkinrigting van F. J. W. Vrijheid met 75 sub
sidie van de gemeente, welke aan circa 180 behoeftigen brei
en strikwerk verschafte, waarvoor 1750 aan arbeidsloon
werd uitbetaald;
het hiervoren genoemde Ziekenfonds en de Zieken- en
Begrafenisbus, met 100 subsidie van de gemeente. Deze
bussen telden gezamenlijk 2095 deelnemers;
het Genootschap tot ondersteuning van behoeftige Kraam
vrouwen, dat in genoemd jaar ten behoeve van 53 Kraam
vrouwen voor eene waarde van 556.34 uitgaf;
de Spaarbank met 876 deelnemers, door welke in 1874
tot een bedrag van 56843.67 werd ingelegd tegen eene
terugbetaling aan hen van 27686.08;
de Spaarkas met ongeveer een 80tal deelnemers, door wie
werd ingelegd 2452.005 en aan wie, zoo in geld als in
natura werd terugbetaald en uitgekeerd tot eene som van
1845.80;
de Hulpbank, door welke aan 63 personen 75 voorschot
ten werden gedaan tot een bedrag van 4740. De terug
betaalde voorschotten bedroegen 4480.40;
de Hulpbank voor Israëlieten, welke aan 14 personen 26
voorschotten tot een bedrag van 760 verstrekte, terwijl
het cijfer der terug betaalde gelden 722.375 bedroeg;
Deze vier laatste instellingen hebben hare eigene admi
nistratie.
En eindelijk de Bank van Leening, voor eigen rekening
door den pachter beheerd, die over 1874 eene pachtsom
van 200 aan de gemeente uitbetaalde. De inkomsten
dezer inrigting beliepen over het afgeloopen jaar de som
van 26357.38 en de uitgaven 25043.60. Er werden
in dat tijdsverloop 16967 panden beleend of daarvan de be
leening vernieuwd, 16522 panden gelost en 158 verkocht.
HOOFDSTUK XI.
Landbouw en Veeteelt.
In den algemeenen toestand kwam, wat deze gemeente
betreft, in 1874 geene merkbare verandering voor.
De bouw- en weilanden der gemeente en van de gestich
ten vonden gretig pachters tegen verhoogde prijzen.
Voor het grootste gedeelte worden aardappelen verbouwd,
van welker oogst voornamelijk het welvaren van den land
man afhangt; overigens werden de landerijen bezet met
rogge, tarwe, haver, garst, kool en mangelwortels, knollen
en verder met tuinvruchten, waarmede de weekmarkten in
de stad worden voorzien.
Het afgeloopen jaar was voor de vetweiders niet gunstig
het vee werd duur ingekocht, terwijl de marktprijzen in
het najaar dalende waren.
De hooioogst was gunstig.
Verkoopingen van landerijen komen hier weinig voor,
daar de meeste gronden aan de gemeente belmoren of in het
bezit zijn van particulieren en gestichten.
De waarde van kleigronden wordt hier geschat op 3 a
f 4000, die der zandgronden op 2 a 3000 per hektare.
De huurwaarde der landerijen bedroeg:
Bouwland (Kleiper hektare 200 300.
42
48