4 van het centraal stembureau de heer D. J. Wan sink tot lid van den Raad benoemd verklaard. In den op 10 Maart 1941 gehouden raadsvergadering werd besloten tot toelating van L. Overbosch en D. J. Wansink als leden van den Gemeenteraad. In de raadsvergadering van 31 Maart 1941 werden door den heer Overbosch de voorgeschreven eeden en door den heer Wan sink de overeenkomstige beloften in handen van den Voorzitter afgelegd. Verkiezingen. a. Kiezerslijst. Het getal kiezers volgens de kiezerslijst 1941/42 bedroeg 12634. b. Verkiezingen. In het verslagjaar werden geen verkiezingen gehouden. College van burgemeester en wethouders. a. Samenstelling. Door het vertrek van den heer J. L. F a b e r ontstond een vacature in het college en in den Raad. De benoeming van een wethouder kon niet plaats hebben vóórdat zijn opvolger als raadslid onher roepelijk zou zijn toegelaten. In verband met de afwezigheid van den burgemeester zou het college dan tijdelijk uit slechts twee personen bestaan. Teneinde dit te voorkomen werd, gebruik makende van de in art. 96, eerste lid, der Gemeentewet neergelegde be voegdheid, door den Raad in zijn vergadering van 10 Maart 1941 de heer Th. W. Hoonings tot tijdelijk wethouder aangewezen. In de vergadering van 31 Maart d.o.v. werd de heer Hoonings definitief tot wethouder gekozen. Hij verklaarde zich bereid die benoeming te aanvaarden. Door deze wisseling van leden was de samenstelling van het college van burgemeester en wethouders op 31 Augustus 1941 als volgt mr J. Dijckmeester, burgemeester, mr G. J. H. Wagener, wethouder. J. A. Paap, Th. W. Hoonings, b. Verdeeling der werkzaamheden. Tot 1 September 1941 hadden burgemeester en wethouders hun werkzaamheden als volgt verdeeld de burgemeester: financiën en ambtenaarszaken; de heer Wagener: bedrijven en landerijen; de heer Paap: gemeentewerken en sociale zaken; de heer Th. W. Hoonings: onderwijs. 5 Toen de werkzaamheden van het college als zoodanig na 31 Augustus 1941, ingevolge de reeds eerder in dit hoofdstuk ge noemde Verordening 152/1941, kwamen te rusten, werd na dien datum zoowel de taak van den gemeenteraad als die van het college van burgemeester en wethouders door den burgemeester overgenomen. De wethouders werden overeenkomstig het bepaalde in art. 3 van de Eerste Beschikking ter uitvoering van genoemde Verordening 152/1941 belast met de voorbereiding van wat tot de hierboven achter hun namen vermelde onderwerpen behoort. Bij besluit van 9 October 1941 no. 6212 bepaalde de burge meester, ter uitvoering van het derde lid van art. 5 van de Verordening 152/1941, dat de wethouders in onderstaande volgorde zouden worden geroepen om tijdens ongesteldheid, afwezigheid of ont stentenis als zijn algemeen vertegenwoordiger op te treden 1. mr G. J. H. Wagener. 2. J. A. Paap. 3. Th. W. Hoonings. Secretaris. J. de Bruin. Vaste raadscommissiën op 31 Augustus 1941. Bedrijvencommissie. mr G. H. Wagener, voorzitter. mr J. H. C. M. van der Kun. H. van der Vegte. A. Surink en H. van Woudenberg Hamstra, leden. Landerijencommissie. mr G. H. Wagener, voorzitter. L. Lammers. mevr. C. A. Bot—Tienstra. Tj. Wassenaar en D. Wansink, leden. Bouwcommissie. J. A. Paap, voorzitter. C. P. Bense. mevr. A. C. W. van BroekhuyzenSchoneveld. mr A. H. van der Giesen en L. Overbosch, leden.

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Jaarverslagen gemeente Zutphen (1851-1945) | 1941 | | pagina 5