1
Verslag van den toestand der gemeente Zutphen
over het jaar 1941.
HOOFDSTUK I.
HET BESTUUR.
Gemeenteraad.
Ingevolge de Verordening 152/1941 van den Rijkscommissaris
voor het bezette Nederlandsche gebied, in werking getreden op
1 September 1941, blijven de werkzaamheden van den Raad rusten.
Op 31 Augustus 1941 was de Gemeenteraad als volgt samen
gesteld
C. J. P. Bense.
mevr. C. A. Bot—Tienstra.
mevr. A. C. W. van Broekhuyzen—Schoneveld.
mr A. H. van der Giesen.
Th. W. Hoonings.
Th. J. H. Kling.
mr J. H. C. M. van der Kun.
L. Lammers.
L. Overbosch.
J. A. Paap.
H. A. Post.
J. A. Surink.
H. J. van der Vegte.
mr G. H. Wagener.
D. J. Wansink.
Tj. Wassenaar.
H. van Woudenberg Hamstra.
In de vacature, ontstaan door de ontslagneming van C. van
Gelder, werd bij besluit van 27 December 1940 van den voor
zitter van het centraal stembureau tot lid van den Raad benoemd
verklaard de heer H. W. Reesink. De heer Reesink berichtte
echter, die benoeming niet te kunnen aanvaarden, waarna de voor
zitter van het centraal stembureau bij zijn besluit van 15 Januari
1941 den heer L. Overbosch tot lid van den Raad benoemd
verklaarde.
In de vacature, ontstaan door het vertrek van den heer J. L.
Faber, werd bij besluit van 24 Februari 1941 van den voorzitter