9°
In den loop van het jaar overleden XI provenieren
en werden er 14 opgenomen. Twee provenieren ver
lieten het Gesticht.
De gebouwen bevinden zich in goeden staat; met
de verbetering der landerijen werd voortgegaan, en ten
opzichte van ontginning tot grasland werd gevolgd het
advies der Ned.-Heide-Maatschappij.
Van 17 boerenplaatsen werd de pachtwaarde opnieuw
getaxeerd, met het gevolg, dat die plaatsen opnieuw
werden verpacht voor f 972,minder per jaar.
Over 1897 bedroegen de gewone ontvangsten ƒ53469,61
uitgaven „36416,83
Saldo 17052,78
Burger Weeshuis.
In het College van Provisoren kwam in 1898 geene
verandering, dat College was op 31 Dec. van dit
jaar samengesteld als volgt
de heer A. J. Nijman, President.
Ch. M. Henny, Vice-Pres.
G. Lijsen, Secretaris.
G. J. Garsen2e Secr.
De betrekking van Rentmeester-Weesvader werd ver
vuld door den heer J. B. Kobus en die van Weesmoe
der door zijn echtgenoote mej. P. KobusLeopold.
Het opzicht over landerijen enz. was opgedragen aan
D. Walgemoed en over de gebouwen in de stad, aan
den architect H. A. Ezertnan. Aan den bouwkundige
J. Uiterwijk werd eervol ontslag gegeven op den 31
Dec. 1898.
91
Op 1 Jannuari 1898 werden in het Weeshuis verpleegd
2 kinderenwaarvan in den loop van het jaar een
jongen werd geplaatst aan de tuinbouwschool te Fre-
deriksoordzoodat einde 1898 slechts 1 meisje in de
Inrichting werd verpleegd.
Buiten het Gesticht werden op kosten van het Wees
huis 2 kinderen verpleegd.
Op den 1 Januari 1898 bedroeg het aantal onder
steunde heele en halve weezen 142, welk aantal in den
loop van het jaar nog met 6 vermeerderd werd.
De uitgave daarvoor bedroeg f 9726,18.
Twee weezen ontvingen onderwijs op eene lagere school
en privaat onderwijs.
Aan den cursus in de nuttige handwerken namen
deel 22 heele- en halve weezen. Het onderwijs werd
tot 1 Mei gegeven door Mej. M. Vrugtman en daarna
door Mej. S. Revel man.
Het Bestuur merkt op, dat dit onderwijs in de nut
tige handwerken het gevolg heeftdat de opvoeding
wel wat eenzijdig is en het aantal naaisters te groot
zal worden. Eene inrichting van onderwijs voor koken
en andere huishoudkundige werkzaamheden zou daarin
verbetering kunnen brengen.
De gezondheidstoestand in het Gesticht was wederom
zóó gunstig, dat ook in 1898 geen geneeskundige hulp
noodig was.
De gebouwen en boerenerven werden goed onder
houden.
De rekening der Instelling sloot over 1897, wat de
gewone ontvangsten en uitgaven betreft, met een batig
saldo van 9235,24%